Gambia deel 2 | The African Experience

In deel 1 van zijn Gambia-blog liet gastblogger Jos ons al kennismaken met het ‘echte’ Gambia, zoals hij het een paar maanden heeft kunnen ervaren. In het vervolg van zijn verhaal laat hij ons meereizen in een ‘gele-gele’ op een ‘no towntrip’. En legt hij uit waarom je ‘The African Experience’ in Gambia niet in woorden moet beschrijven maar gewoon moet gaan beleven. Veel leesplezier!  

Vervoer

Dit had ik wel graag uitgelegd gekregen: er zijn vier manieren om jou en je vrolijke, zomerse rokje (dat wel net lang genoeg is) of jou in je beige neokoloniale outfit met zeer korte witte broek, te verplaatsen. Langzaam, goedkoop en érg gezellig: de bushtaxi. Dat is smaak één. Dat zijn die hoge bussen, vaak beschilderd. Die zijn iets langzamer, omdat ze pas gaan rijden als ze vol zitten. Dan heb je een kleiner busje, zeg maar een schildersbusje. Die zijn ietsje sneller, want: ietsje kleiner. Dan is er de toeristentaxi: de groene taxi. Die mensen kennen beter Engels, weten de toeristische plekken en zijn verzekerd. Als laatste is er de ‘gele-gele’: de gele taxi. De meeste auto’s zien er levensmoe uit en steevast ontbreekt er wel iets: een achteruitkijkspiegel, de mogelijkheid om het raam dicht of open te doen en hopelijk niet de rem.

Een keer zat ik in een auto die geen vering meer had. Dat was echt een attractie!

Dan is het nu tijd om het grote geheim uit de doeken te doen. Of eigenlijk twee. Ten eerste ging er een wereld voor mij open toen ik het verschil doorkreeg tussen ‘towntrip’ en ‘no towntrip’. Dat eerste is van deur tot deur en bij dat tweede droppen ze je gewoon aan de hoofdweg, wat negen van de tien keer prima is. Als de bewuste groene of gele taxi wél van de grote weg afslaat, dan is dat ineens een ‘towntrip’ geworden en gaat de prijs keer tien. Het verschil is zo gigantisch, dat je bijna gaat denken dat je erbij genaaid wordt. Maar dat is in werkelijkheid niet zo, want je hebt het in deze blog gelezen.

Dan het tweede goed bewaard gebleven geheim. Je kent ‘junctions’, kruispunten. En eigenlijk gaat al het vervoer tussen die kruispunten. De bekendste zijn: Westfield, Senegambia, Trafficlights, Turntable, Airport Junction en Castol. Er hangt altijd een mannetje uit zo’n ‘van’ en roept waar hij heengaat, met een langgerekte ‘A’ erachter. Dat wordt dan dus: ‘Turntable-aaaaa’? Of ‘Westfield-aaaaa’. Heerlijk. Mijn ongevraagde advies is: reis van kruispunt naar kruispunt, zonder towntrip en met zo’n gele-gele. Lache man. En dood gaan we allemaal.

Oh ja, één tip nog. Echt dood wil je natuurlijk niet, dus huur nooit of te nimmer een motor. Niet doen.

2021-01-03-16.07.58-2478552276602912081_44612260009-1024x1024.jpg

Geld nodig?

Als je, zo vlak voordat je je welgetrainde vakantiebillen in een gele-gele laat glijden, nog even je latte macchiato met havermelk wilt afrekenen, kan dat (verrassing!) niet met pin. Zorg dus dat je cash bij je hebt. Het beste is om te pinnen in Nederland en dat beetje bij beetje om te wisselen bij een kantoor met een lekkere reet. Pardon: met een aantrekkelijke rate. Goede wisselkoers, dus. Ben je er toch doorheen, dan staan hier wel pinautomaten, maar er is een redelijke kans dat ze je pasje ondankbaar uitspuwen.

Dan zijn er twee escape-routes. De eerste is Standard Chartered. Een internationale bank en gerenommeerd. Sterker nog: puur en alleen omdat ze Liverpool sponsoren denk ik dat het wereldtop is, verder dus nergens op gebaseerd. Daarnaast kun je naar een grote bank, zoals de GT, de Gambian Trust Bank, bijvoorbeeld in Senegambia. Daar kun je dan pinnen via een apparaatje en dan krijg je het zó, schoon in het handje. Kan je weer terug naar die fijne koffietent die ik nooit gevonden heb.

Cultuur van afhankelijkheid

Mocht je dat vervelende toontje van mij nog steeds trekken en je hebt het gered tot hier, dan feliciteer ik je en waarschuw ik dat het alleen nog maar vervelender wordt. Want: in Gambia is een cultuur van afhankelijkheid. Onderlinge afhankelijkheid, godbetert, maar afhankelijkheid nevertheless. Daar komt nog bij dat je soms benaderd kan worden als een lopende pinautomaat, vandaar ook dat dit stukje, vlak na het subkopje ‘geld nodig?’ staat. Hier is namelijk altijd geld nodig en bij gebrek aan een bank is er voor de locals af en toe het geluk dat er een witmens (Toubab) langs huppelt. Hoe leuk je het ook hebt met je vrienden, met je vlam of met je pake en moeke, afhankelijk ben je meestal niet, in Nederland. Hier zit dus potentieel een bron van grote ergernis en miscommunicatie.

Doe jezelf, de Gambiaan en de wereld een lol en geef nooit iets (substantieels) voor niets.

Je emoties kan ik al verklappen: het gaat van hilariteit, naar verbazing, naar ergernis en uiteindelijk een diepe gekweldheid over het feit dat al die Toubabs voor jou, zo kortzichtig zijn geweest om hier als Sinterklaas rond te gaan lopen en zich daar goed over te voelen. En jij zit nu met een paar kinderen om je heen die roepen ‘minti, minti’ (snoepje, alsjeblieft, witmens). Van een afstand hoor je wat voetballende semi-volwassen jongens roepen ‘something for the boys’ en straks op het strand kun je op je vingers natellen dat iemand die dag zijn kopje rijst niet bij elkaar heeft weten te scharrelen en of jij dan misschien een duit in het zakje kunt doen, for no good reason. Het aller-allerergste zijn de Toubabs die, in hun onmetelijke arrogantie en naïviteit, af en toe een raampje opendraaien en hun goedkope troep over de kinderhoofdjes uitstrooien.

Wat voor beeld moet dat geven aan kwetsbare kinderen in de tijd dat alles indruk maakt?

Vroeger gaven Afrikaanse nobelen elkaar zoveel mogelijk giften om zodoende te laten zien dat ze rijker waren en dus boven de ander stonden. Om iets van gelijkwaardigheid en wederkerigheid te behouden, zou ik zeggen:

betaal een goede prijs, bij goed werk geef je een redelijke fooi en koop zo nodig wat onzin op het strand, maar hou alsjeblieft op met weggeven alsof je een halfgod bent.



Kinderen-2-COLLAGE.jpeg

Africa Experience

Het abstracte concept ‘Afrika’ kun je uiteindelijk niet op papier zetten, dat moet je beleven, meemaken. En dat kun je in Gambia volop. Je proeft het in een veel te sterk gekruide Afra, die je opeet bij de metaalbewerker onder de boom. Je ziet het in de kleurrijke boten aan de prachtige stranden. En je hoort het in het fijne accent, het willekeurig gebruiken van hij en zij, het af en toe gebruiken van een meervoud en de totale onkunde om hun tong om bepaalde woorden te krijgen. Heerlijk toch? Gambianen zijn vet fijne mensen. Hoe verder van de Senegambia-strip en de stranden af, hoe fijner!

Ga ervan genieten, ga het aan met een glimlach en kom terug met verhalen, zodat anderen ook gaan.





Previous
Previous

Is Israel aan het winnen in Afrika?

Next
Next

Gambia deel 1 | Een vrolijk avontuur