Waterstof

Eind vorige maand had ik een uitgebreid interview met dokter Mekonjo Kapaanda-Girnes, de ambassadeur van Namibië in Brussel, om de laatste waterstof ontwikkelingen op te tekenen voor de 200 Nederlandse bedrijven die lid zijn van de Netherlands African Business Council. Ambassadeur Kapaanda Guirnis is een opvallende verschijning in het Brusselse diplomatieke korps. Ze is frauwjong, uiterst welbespraakt en je kan met hetzelfde gemak met haar over waterstof praten als over de laatste verrichtingen van het voetbalclub Manchester United. Wanneer de Afrikaast in het Engels geweest was, zou ik haar onmiddellijk voordragen om deze aflevering over waterstof met haar op te nemen. Als dat niet het geval is, zal ik haar inzichten hier samenvatten. De ambassadeur heeft de eer om het land te vertegenwoordigen waar de ontwikkelingen razendsnel gaan, nadat internationale deskundigen de zuidelijke kustregio van Namibië aanwezen als de perfecte waterstof plek. Er is altijd zon, vrijwel altijd wind en een zee van ruimte. Dat er bijna geen bewoners zijn in dit woestijnachtig gebied, wordt er in de eerste plaats gekeken naar export.

Dit is een kans die maar één keer per generatie voorbij komt, constateerde ambassadeur Kapaanda Guirnis. Op verschillende plekken in de Haarland worden al voorbereidingen getroffen voor de bouw van enorme zon- en windparken. Waar er vanuit Europa nog vooral gedacht wordt aan het exporteren van waterstof per schip, waarvoor je het wel eerst tot min 253 graden moet afkoelen zodat het vloeibaar wordt, zien de Namibiërs vooral ook mogelijkheden voor de eigen regio. We willen tienduizenden banen rondom de waterstof-economie gaan creëren, vertelde de ambassadeur me. Het doel is om naast export ook veel waterstof lokaal te gaan gebruiken. Al in 2024 zou een electrolyzer, die 5 megawatt aan stroom in waterstof kan omzetten, operationeel moeten worden. De eerste van Afrika. Over hoe zo'n lokale waterstof industrie eruit moet gaan zien, leven wel ideeën en niet alleen in Namibië.

Een betrokkenen van de Rotterdamse haven legde mij uit dat er grofweg twee opties zijn. Of je exporteert de waterstof naar Europa om daar de industrie te gaan vergroenen. Denk even aan Tata Steel bijvoorbeeld. Of je zet in op industrialisatie in de bronlanden van de waterstof, in dit geval Namibië. Wanneer je groene staalfabrieken of andere fabrieken neer kunt zetten langs de Afrikaanse kust, dan hoef je minder waterstof naar Europa te brengen. Dan kan je simpelweg de eindproducten desgewenst naar Europa of waar dan ook ter wereld te vervoeren. En dan heb je je duurzaamheidsslag gemaakt. Om eraan te geven, waterstof kan voor een nog grotere verandering op het Afrikaanse continent zorgen dan slechts de verandering van energiedrager.

Wij zijn er klaar voor, besloot de ambassadeur. De grote vraag is nu alleen, zijn wij hier in Europa dat ook?

Auteur: Arne Doornebal

Meer over dit onderwerp? Beluister aflevering 77: Groene waterstof uit Namibië en Zuid-Afrika.

Previous
Previous

Het continent van vuur

Next
Next

India en Afrika - Ontwikkelingen voorbij de Global South