Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Ontwikkelingsfinanciering

Ik word steeds radicaler en ik hoop dat dat koren op de molen is van de discussie hier. Ik woon nu al meer dan 15 jaar in Kenia en ik heb redelijk wel rondgereisd op dit continent. En hoewel ik nu een media-ondernemer ben, was ik vroeger journalist. En die manier van onafhankelijk denken en kijken kan ik niet loslaten. Sterker nog, het is een tweede natuur geworden. In die 15 jaar heb ik een omwenteling meegemaakt in mijn eigen denken. Aanvankelijk dacht ik, hulp geven is cool. Toen dacht ik, hulp geven on demand is het enige redelijke.

En nu denk ik, moreel oké zaken doen, dat is het enige wat werkt. Laat me een anekdote geven die mijn denken veranderde. Ik was door de EU gevraagd om een project te verzinnen. Een verregaande inhoudelijke discussie tussen de toekomstige leiders van de EU en Afrika. Over onderwerpen die ons allemaal aangaan of in de toekomst aan zullen gaan. Dat was de vraag van hen. Dat leek mij zinnig en ik ontwierp een plan. Een langdurig debat, gepland voor 7 jaar, tussen studenten van Afrikaanse en Europese universiteiten over allerlei thema's.

Ze zouden elkaar leren kennen, elkaar standpunten leren begrijpen en heen en weer kunnen reizen. En vooral, er was een basis van onderlinge gelijkheid. Ik had iets heel multimediaals bedacht. En er was geld voor. De opdrachtgever, de EU, vond het fantastisch. Dus toog ik aan het werk. In Europa was het vrij makkelijk om universiteiten op het lijstje te krijgen. In Afrika was dat een stuk lastiger.

Niet alleen omdat ik meteen gevraagd werd wat dat, in contante, aan de universiteit zou opleveren, maar vooral, deze discussie dint niet de Afrikaanse zaak en dit plan is geen Afrikaanse wens. Het is een Europese vorm om over een Europese discussie de schijn van gelijkwaardigheid te leggen. Maar het was niet gelijkwaardig, want Europa betaalt en Europa bepaalt de spelregels van deze discussie. Uiteraard vroeg ik dan wat de Afrikaanse wens zou zijn, hoe het voor Afrika relevant zou kunnen worden en hoe het voor de toekomstige leiders wel acceptabel zou zijn. En veel verder dan geld kwam het niet. Voor de goede orde, ik sprak met professoren en dekaren van Macarera University in Kampala, Universiteit Cheikh Antadyob in Dakar en Al-Azhar University in Cairo. Geen lullige plekjes. Later sprak ik ook met de studenten van deze universiteiten.

Die hadden min of meer eenzelfde sentiment. Het discours is getriggerd door het noorden en wij moeten antwoord geven. En evident vroeg ik ook hen, maar wat is dan jullie vraag? En het antwoord was wederom onhelder en rommelig en kwam, na heel veel vragen neer op, maak ons duidelijk wat wij hier aan hebben. Zij draaiden de zaak dus om. Zij konden niet zeggen wat zij wilden, ik moest hen zeggen wat zij eraan hadden. Als dat de eeuwige kwestie is tussen Noord en Zuid, Noord wil helpen en Zuid vindt dat er een schuld open staat, dan is de discussie bij voorbaat verlamd. Zolang het Noorden wil blijven profiteren van het Zuiden, het leegtrekken en badineren, en het zuiden wil blijven profiteren van de emotionele en historische schuld plus de maximale winsten voor hun leiders, dan blijft er een gat in de discussie. Als er een discussie is die gevoerd wordt door verbale Afrikanen, niet te radicaal en leuk om naar te luisteren en goedwillende Noorderlingen die empathisch zijn maar geen macht hebben, dan gaat het alleen maar over de vorm.

Zolang er geen fundamenteel equilibrium is, is het een scheve discussie en kunnen wij met onze goedbedoelde potten geld klaarstaan, her en der een projectje doen van een paar ton tot een paar miljard, maar werkelijke gesprekspartners worden we niet zolang de ereschuld van het kolonialisme, het neokolonialisme en de huidige economische plundering van Afrika doorgaat. Zonder een visie aan de omvangende kant stokt het gesprek ook. Ik hou niet zo erg van het neoliberalisme. Maar ik denk dat een zakelijke aanpak waarbij de Afrikaanse leider, van CEO tot president, verantwoordelijkheid draagt, zinnig is. Plus de cruciale rol van de vrije pers en de publieksvoorlichting, maar dat is een andere Africast. Daarbij moet er zoveel mogelijk waardevermeerdering komen in Afrika, maar dat is een oude riedel die iedereen wel kent. Mijn gedachte is dat het onmogelijk is om met onze verlichte filosofie uit de 18e eeuw zaken te doen met Afrika die deze filosofische omwenteling niet heeft meegemaakt en misschien ook helemaal niet wenst mee te maken. Het opleggen van normen, systemen en waardes is uit den boze.

Maar het is verdomd lastig acteren als de tegenpartij de spelregels afwijst en niet met alternatieve regels komt. Dan is het dus verder aan de ondernemers om het spel te spelen. Samengevat, als er geen vraag is, hoe kun je dan een antwoord geven? En, als je een antwoord geeft op een ongestelde vraag, Is dat dan niet altijd paternalistisch?

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Droogtearmoede

Geen vis, geen werk, geen geld. Dat zegt de 48-jarige Roos Damiano tegen mij... Als ik met haar sta te praten langs meer Chua in Malawi. Het meer was het jaar daarvoor nog bijna helemaal opgedroogd. Mensen zochten in de modderpoeltjes naar vis. Moeders gaven hun kinderen uit wanhoop gras te eten, vertelt ze. Want de droogte raakte niet alleen de visvangst, maar ook de moestuinen. Nu kijken we samen uit over een meer met een klein laagje water.

De vissers zijn s'nachts wezen vissen en zitten op deze ochtend hun netten te repareren. Even verderop ligt Rose haar visrokerij die zij met een aantal vrouwen heeft opgezet. Veel droogrekken zijn leeg helaas. Een twintigtal vrouwen van de visrokerij staan erbij te kijken. Maar Roos geeft niet op. Ze is een matriarch, een feminist puur sang als je het mij vraagt, ook al zal zij zichzelf niet zo zien. Ze begon de rokerij namelijk als een soort sociale onderneming. Het idee is dat de vrouwen elkaar helpen, als iemand ziek is bijvoorbeeld, en daardoor minder afhankelijk zijn van de visvangst.

Maar vooral minder afhankelijk zijn van de vissermannen, die seks willen in ruil voor vis. Want ja, hoe schaarser de vis, hoe kwetsbaarder de vrouw. Wil je als eerste toegang tot de vis, dan moet je s'avonds komen opdraven bij het plaatselijke motel. De vissermannen zien het als een wederzijdse gunst, maar dat wordt door de vrouwen over het algemeen niet zo ervaren. Het is pure overleving. Rose wil liever helemaal loskomen van het meer en de vis, want het klimaat is aan het veranderen en het wordt steeds onvoorspelbaarder. Of het is knijterdroog, of er zijn overstromingen. Maar, zegt ze, wat moeten we doen? Dat weet ik ook niet.

Maar laat ik dit zeggen. De klimaatcrisis is niet genderneutraal. Vrouwen betalen de grootste prijs. Het klopt, een droogte of een overstroming kijkt niet naar wie het raakt. Maar vrouwen in veel regio's zijn degene die zorgen voor het voedsel, water en brandstof. Drie bronnen die enorm klimaatgevoelig zijn. En hoe schaarser het voedsel, hoe benarder de situatie voor deze vrouwen. En dan hebben we het nog niet eens over de 80% van de mensen die onheemd raken door klimaatverandering, want dat zijn namelijk vrouwen.

Dat extreme hitte het aantal doodgeboorten doet toenemen en meisjes, in ik zal het maar droogtearmoede noemen, als eerste school moeten verlaten. Het is een neerwaartse spiraal. Wat ik wel weet is dat deze vrouwen gehoord moeten worden. Want ik zeg het nog een keer, de klimaatcrisis is niet genderneutraal. Als deze vrouwen onzichtbaar blijven, dan wordt er in een crisis situatie ook niet aan hun behoefte gedacht. Daarom mogen we blij zijn met vrouwelijke klimaatactivisten zoals de Keniaanse Serene Malik. Die aan de bel blijft trekken. Elke keer weer.

En weer. En weer. Waarom Accepteren we het dat bijvoorbeeld zoveel Afrikaanse vrouwen kilometers moeten lopen om water te halen zegt zij in een interview? En steeds verder vanwege de droogte. Die geliezerikens zijn niet normaal zegt Serine tegen mij. We moeten dit niet accepteren. Ook hier is weer sprake van seks voor vispraktijken, maar dan seks voor water. Serine maakt zich boos. Zo boos.

We leven toch in de 21e eeuw? Er ontglipt haar een krachtterm. Ja, Serine, je hebt gelijk. Ik ben ook boos. En we hebben meer boze vrouwen nodig. Laat het ongemak er maar zijn. Want weet je wat pas echt tragisch ongemakkelijk is? Jonge vrouwen die zichzelf moeten verkopen om water te kunnen drinken. Hoe durf je?

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Het continent van vuur

Over vuur in Afrika kreeg ik een illustere gedachte. Afrika werd het continent van het vuur genoemd, omdat er steeds stukken in brand stonden, smeulden en rookten. Gedeeltelijk aangestoken, gedeeltelijk omdat er een ongelukje gebeurd was. Arme boeren deden en doen het voor de landbouw. Het kost een half continent aan bossen om potjes op te koken en het kostte veel levens wegen de koolmonoxide en de hutjes die per ongeluk in de fik gingen. Inmiddels is vuur een beetje stout. Het heeft een negatieve connotatie en er zijn vast weer NGO's die programma's tegen vuur hebben. Maar vuur is ook romantisch en stoer.

Denk buikige Zuid-Afrikanen in een te korte, korte broek bij een braai. Denk vuurschouwen op dat mooie dek van die lodge terwijl een giraf een kunstmatig meertje leeg drinkt en jij een glas Chardonnay wegtikt. Denk hoppende mazai bij een huizenhoog vuur en de klikkende camera's van de toeristen erbij. Noodzakelijk vuur is van de onderbedeelden en het is tegelijkertijd een luxe product voor de rijke geworden. Nou nou, Wat een verheffende gedachte. Onnuttige wetenswaardigheden en non-relevante insights. Verder heb ik weinig bij te dragen aan een interview met een kanon als Claudius van der Vijver. Hij weet alles.

En als ik wat ga betogen, dan zal hij de gaten inschieten en het afdoen als irrelevant en hobbyistisch. Soms kun je het beter in je mond houden. Toch nog één dingetje. Biochar. Is dat de oplossing, meneer van de Vijver? En dan voor de luisteraars die niet weten wat deze materie is. Biochar wordt ook wel het zwarte goud genoemd. Zwart omdat het zwart is en goud omdat het de gouden oplossing zou moeten zijn voor een aantal uitdagingen waar het in deze uitzending over gaat. Het is een product van het onder zeer gecontroleerde omstandigheden verbranden van biomassa zonder dat vuurstof bij komt.

Je kan het in een oven onder de grond doen of in een speciale ketel. Dan komt er een soort houtskool uit dat je nooit houtskool mag nemen want houtskool is stout en biochar is lief. Er zijn heel veel voordelen aan dit spul. De productie onttrekt CO2 aan de lucht, het reinigt dus en je kan er CO2 compensatie centjes voor krijgen. Je kan op een nette manier van je natuurlijke landbouwafval afkomen. Composteren duurt veel te lang. Je hoeft geen bomen te kappen om houtskool te maken. Het product dat eruit komt lijkt wel heel veel op houtskool en is een soort turbo voor de grond, net als compost.

Het is ideaal om de aarde te verrijken, vocht vast te houden en de micro-organismen te stimuleren. Het uitproduct, de biochar, onttrekt opnieuw CO2 aan de lucht en de boer kan voor de tweede keer compensatie centjes krijgen. Volgens de literatuur is het beter dan compost en wordt het al ingezet bij organische en regeneratieve landbouw. Hier in Oost-Afrika ontstaan allerlei bedrijfjes die installaties leveren en ook is biochar als eindproduct op de markt. Maar echt grootschalig is het nog niet. Hoezo? Het klinkt als een godswonder. De oude volkeren in de Andes gebruikten het al en nu eindelijk wordt het overal op de wereld ingezet. Geen rocket science.

Even met je hoofd erbij blijven, de boel goed laten smeulen en centjes verdienen en tegelijkertijd de wereld redden. En ook nog geld uitsparen van de chemische kunstmest. Wat wil je nog meer? Tja, wat wil je nog meer? Meneer van de Vijver, kunt u vertellen waarom we niet massaal op deze manier van landbouw overgaan. Het klinkt mij als een 21ste eeuwse toepassing van wat de boeren in Afrika al eeuwen doen. Fikkie stoken om van het afval af te komen en een natuurlijke houtskool maken die als kunstmest werkt en die vocht langer vasthoudt. Ik ben geen boer en geen chemicus, dus ik kan er makkelijk helemaal naast zitten. Maar dit is toch het ei van Columbus? Maar, sorry, als columnist ben ik niet in de positie je vragen te stellen. Mijn bijdrage hoort eigenlijk een steekrelaargestelling te zijn.

Toch ben ik benieuwd naar het antwoord. Dank u.

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Waterstof

Eind vorige maand had ik een uitgebreid interview met dokter Mekonjo Kapaanda-Girnes, de ambassadeur van Namibië in Brussel, om de laatste waterstof ontwikkelingen op te tekenen voor de 200 Nederlandse bedrijven die lid zijn van de Netherlands African Business Council. Ambassadeur Kapaanda Guirnis is een opvallende verschijning in het Brusselse diplomatieke korps. Ze is frauwjong, uiterst welbespraakt en je kan met hetzelfde gemak met haar over waterstof praten als over de laatste verrichtingen van het voetbalclub Manchester United. Wanneer de Afrikaast in het Engels geweest was, zou ik haar onmiddellijk voordragen om deze aflevering over waterstof met haar op te nemen. Als dat niet het geval is, zal ik haar inzichten hier samenvatten. De ambassadeur heeft de eer om het land te vertegenwoordigen waar de ontwikkelingen razendsnel gaan, nadat internationale deskundigen de zuidelijke kustregio van Namibië aanwezen als de perfecte waterstof plek. Er is altijd zon, vrijwel altijd wind en een zee van ruimte. Dat er bijna geen bewoners zijn in dit woestijnachtig gebied, wordt er in de eerste plaats gekeken naar export.

Dit is een kans die maar één keer per generatie voorbij komt, constateerde ambassadeur Kapaanda Guirnis. Op verschillende plekken in de Haarland worden al voorbereidingen getroffen voor de bouw van enorme zon- en windparken. Waar er vanuit Europa nog vooral gedacht wordt aan het exporteren van waterstof per schip, waarvoor je het wel eerst tot min 253 graden moet afkoelen zodat het vloeibaar wordt, zien de Namibiërs vooral ook mogelijkheden voor de eigen regio. We willen tienduizenden banen rondom de waterstof-economie gaan creëren, vertelde de ambassadeur me. Het doel is om naast export ook veel waterstof lokaal te gaan gebruiken. Al in 2024 zou een electrolyzer, die 5 megawatt aan stroom in waterstof kan omzetten, operationeel moeten worden. De eerste van Afrika. Over hoe zo'n lokale waterstof industrie eruit moet gaan zien, leven wel ideeën en niet alleen in Namibië.

Een betrokkenen van de Rotterdamse haven legde mij uit dat er grofweg twee opties zijn. Of je exporteert de waterstof naar Europa om daar de industrie te gaan vergroenen. Denk even aan Tata Steel bijvoorbeeld. Of je zet in op industrialisatie in de bronlanden van de waterstof, in dit geval Namibië. Wanneer je groene staalfabrieken of andere fabrieken neer kunt zetten langs de Afrikaanse kust, dan hoef je minder waterstof naar Europa te brengen. Dan kan je simpelweg de eindproducten desgewenst naar Europa of waar dan ook ter wereld te vervoeren. En dan heb je je duurzaamheidsslag gemaakt. Om eraan te geven, waterstof kan voor een nog grotere verandering op het Afrikaanse continent zorgen dan slechts de verandering van energiedrager.

Wij zijn er klaar voor, besloot de ambassadeur. De grote vraag is nu alleen, zijn wij hier in Europa dat ook?

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

India en Afrika - Ontwikkelingen voorbij de Global South

September vorig jaar was een bijzonder diplomatiek moment voor 1,4 miljard mensen in Afrika. Toen werd namelijk de Afrikaanse Unie permanent lid van de G20, de groep van wereldwijd belangrijkste economieën. Dit was niet alleen een belangrijke symbolische herkenning voor Afrikaanse landen, Ook India zitte zich met deze toetreding op de kaart. De G20-top van afgelopen september vond namelijk plaats in Delhi met Narendra Modi als voorzitter. Deze mijlpaal is dan ook mede te danken aan de inspanningen van India om de Afrikaanse landen een stem te geven op het internationale toneel. India heeft hiermee veel respect gewonnen bij de Afrikaanse landen. Azali Asoumani, voorzitter van de AU, preest India als economische en technologische supermacht. Deze mijlpaal tekent niet alleen de diplomatieke opkomst van de Global South, maar geeft ook nuance aan onze impressie van het globale zuiden als een monolithisch blok.

Het afgelopen decennium, en zeker sinds de Russische invasie van Oekraïne, proberen China en Rusland zich als woordvoerders of zelfs leiders van het globale zuiden op te werpen. Zoals sommige Afrikaanse landen al hebben gemerkt, houdt dit een risico in, want ze worden daarmee een speelbal in de nieuwe koude oorlog tussen het Westen enerzijds en China, Rusland en Iran anderzijds. Afrikaanse landen zouden het kind met het badwater weggooien als ze hun pasgewonne onafhankelijkheid van het Westen inruilden voor een nieuwe afhankelijkheid van deze landen. Het is op dit vlak dat India en Afrika elkaar kunnen vinden door allebei een beleid van strategische non-alignment na te streven. Ze kijken steeds meer hoe hun eigen belangen in bepaalde situaties het best gediend zijn. We zien dat zeer duidelijk bij de Russische invasie van Oekraïne. Waar het Westen zich bekommert om humanitair recht, moeten Afrikaanse landen de voedselvoorraad en prijzen in eigen land onder controle houden, terwijl India betaalbare olie nodig heeft. Daarnaast weten Afrika en India elkaar economisch steeds beter te vinden.

Ze hebben beiden te maken met een sterke bevolkingsgroei die voor een enorm economisch groeipotentieel zorgt. De Indiaanse diaspora in veel Oost- en Zuid-Afrikaanse landen, een relict van de Britse kolonialische overheersing, biedt India een toegang tot die economie in. India kan Afrika dan ook een alternatief bieden voor de eenzijdige houding van andere grootmachten. Desinteresse en moreel paternalisme van het Westen, Russisch wapengekletter met clandestine staatsgrepen en Chinese pogingen tot economische economie, inclusief een financiële schuldenval. Daarentegen kan India met oordeelvrij luisteren en eerlijke handel een aantrekkelijke partner zijn voor Afrika. Anderzijds is Afrika met zijn jonge bevolking en snel groeiende economieën een interessante productielocatie en afzetmarkt voor India. Maar dit is één kant van de medaille. Er zijn ook significante uitdagingen voor beide blokken om tot nauwere samenwerking te komen.

Uitdaging 1 is die van interne onrust. Als multi etnische democratie beschikt India, net als Afrika, over een grote culturele en etnische diversiteit. Maar die diversiteit leidt ook tot spanningen, zoals de Indiaanse diaspora historisch gezien bijvoorbeeld in Oeganda heeft gemerkt. En India zelf heeft in toenemende mate te maken met het hindu-nationalisme van Modi's partij BJP. Uitdaging 2 bevindt zich op het vlak van economisch protectionisme. Het antikoloniale verzet in India en Afrika identificeerde zich sterk met het socialisme in de hoop de afhankelijkheid van het Westen sterk te verminderen. Dit leidde nogal eens tot protectionisme, wat uiteindelijk meer kwaad dan goed deed voor de economische ontwikkeling op de lange termijn. Uitdaging 3 draait tot slot om de geopolitieke implicaties van non-alignment zelf.

Want zijn India en Afrika daadwerkelijk non-aligned of zijn ze eerder multi-aligned? Voor militair materieel en energie is India bijvoorbeeld van Rusland afhankelijk, terwijl op economisch vlak zowel de VS als China tot India's grootste handelspartners behoren. En voor Afrikaanse landen geldt een soortgelijke afhankelijkheid. Wat gebeurt er als India in Afrika een concurrent wordt voor Rusland of China? Zal China een ondermijning van zijn geo economische dominantie door zijn strategische gravaal tolereren? We blijven dus met een aantal prangende vragen zitten. Kunnen India en Afrikaanse landen allereerst hun interne spanningen in toom houden? Zijn ze in staat protectionistische reflexen te beteugelen en zo duurzame onderlinge handelsrelaties te ontwikkelen? En, tot slot, kunnen ze hun betrekkingen uitbouwen zonder met een van de andere grootmachten in conflict te komen?

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Chinezen in Afrika

De Chinezen in Afrika, het klinkt als een horror term. Die malle autisten die in onze achtertuin komen spelen en dan eens andere spelletjes gaan doen dan we gewend waren. Eerst de bal afpakken en dan de regels van het spel veranderen. Om de Chinezen te begrijpen ben ik te raden gegaan bij een 70-jarige vriend van mij hier in Nairobi. Hij is een Chinees en hij woont al 40 jaar in Afrika. Ik vroeg hem, wat doen de Chinezen in Afrika? En hij zei: onomwonden, geld verdienen. We willen alleen maar geld verdienen. Maar China wil toch veel meer? Wil toch invloed, macht, respectieve positie? Inderdaad, maar dat is noodzakelijk om geld te verdienen.

Vergeet niet, zei hij, dat wij erg lange termijn denken. 50 tot 100 jaar is niets. En we denken nog veel verder. En Afrikanen, die denken extreem korte termijn. De volgende verkiezingen hoog uit. Wij planten nu om over 100 jaar te oogsten en de Kenianen maken daar nu goede sier mee. Maar straks moeten ze terugbetalen. Klonk grimmig.

Ik reed door Nairobi afgelopen zondag. De Kenianen zaten in de kerk en de straten waren leeg. En met deze column in mijn achterhoofd keek ik rond. Hier een Chinese bank. Daar een Zuid-Afrikaanse bank met Chinezen in de boord. Een eentje verderop stonden Chinese grote gele machines geparkeerd om een rijstrook aan de weg toe te voegen. Daarnaast stonden, ook op zondag, 15 Kenianen en een Chinees met een grijs pakje en een rieten hoed, de opzichter. Langs de weg billboards met Chinese artikelen die niet als zodanig gemarket worden.

En in de winkels heel veel Chinees plastic. Ik ging lunchen in Chinatown. Dumplings in een on-ogenlijk restaurant. Denk glimmende houten tafels, thea-licht, plastic bloemen. Met alleen maar Chinezen. Ouderen in de keuken hakten pak choi en kinderen zaten achter een schermpje. Het was 100% China. Aan de vrouw in de bediening vroeg ik wie deze mensen waren en samen liepen we langs de tafeltjes.

Ik stelde de vraag in het Engels en zij vertaalde die. Een groepje van een casino met waarschijnlijk alleen maar Chinese gokkers. Een kok in een hotel. De supervisor van een bouwproject, Hydropower, en hij supervised 1500 Kenianen en 80 Chinezen. Een lerares op een Chinese kleuterschool, 200 Keniaans kindjes, 60 Chineesjes en 45 van andere nationaliteiten. Er was een vrouw die niets wilde zeggen met een afwerend handgebaar en de man aan de tafel keek niet op en smakte door. Een echtpaar vertelde dat ze in het noorden van Kenia een boerderij managen van ongeveer 80 hectare en die 100% van de oogst exporteert naar China. De laatste in de hoek was een jonge man, geinige bril, smartphone, slippers, die vertelde in de handel te zitten.

Import van Chinese spullen voor Chinese consumenten in Afrika. Op mijn vraag of hij ook aan Kenianen verkocht, zei hij dat het lastig is om een relatie op te bouwen met kopers. Korte termijn versus lange termijn, bevroedde ik. Duidelijk werd wel dat de Chinees niet bestaat. Misschien is het geen doorsnee van de Chinese samenleving hier. Weinig ouderen, weinig kinderen en veel mensen in de hardwerkende leeftijdsgroep, maar wel alle lagen van de bevolking waren vertegenwoordigd. Hoogopgeleide bankier, security personeel voor bouwprojecten, leraren, ondernemers, handelaren. Of ze het hier leuk vinden is niet van belang.

Ze zijn geld aan het verdienen, misschien voor zichzelf, misschien voor het land. Soms is het een eigen keuze om hier te zijn, soms is het opgelegd. Ik zou eigenlijk veel vaker naar dit deel van de stad moeten. Even met vakantie in China op een druilerige zondag. En het dim sum was voortreffelijk!

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Afrika-strategie

Eind mei presenteerde het kabinet de allereerste continent brede Afrika-strategie. De strategie zet uiteen hoe wij de komende jaren politiek en economisch willen samenwerken met de 54 landen op het Afrikaanse continent. Gelijkwaardigheid is een kernbegrip in deze strategie. In de samenwerking met Afrika wil Nederland het opgeheven vingertje voortaan thuislaten. Zo vat het dagblad Trouw de beoogde mentaliteitsverandering samen. En inderdaad, gelijkwaardige samenwerking gaat verder. Dan wederzijdse belangen zoals eerlijke handel, toegang tot elkaars markt en het nakomen van internationale afspraken. Eerst en vooral vraagt gelijkwaardigheid om begrip van elkaars positie en stelt het de relatie centraal.

Het is een goede zaak dat de Afrika-strategie rekenschap geeft van het verleden en van blijvende verschillen waar we nu eenmaal niet omheen kunnen. Verschillen in welvaart, cultuur en demografische ontwikkeling. Zowel inhoudelijk als qua opzet zoekt de strategie aansluiting bij agenda 2063, de langjarige ontwikkelagenda van de Afrikaanse Unie. Niet onze eigen paradigma's voorop, maar aansluiting zoekend bij wat er al ligt, om zo een bijdrage te kunnen leveren aan een veilig, stabiel en welvarend Afrika. Dienstbaar en kritisch in plaats van gericht op onszelf en wat wij te bieden hebben. We willen voorkomen dat Afrika opnieuw speelbaar wordt van imperialistische grootmachten. Maar hoe autonoom zijn we zelf eigenlijk? En wat zegt dat over ons, dat we een strategie schrijven voor een heel continent. Gaat deze Afrika-strategie – misschien meer dan we zelf willen toegeven – niet in essentie over Nederland en onze positie in de wereld? Want laten we eerlijk zijn, wie heeft er het meeste te verliezen bij een toekomstige wereldorde? De multilaterale wereldorde brokkelt af, heet het dan.

Maar liberale democratieën hebben geen monopolie op de multilaterale wereldorde. Laat staan westerse landen. Dat erkennen is ook een vorm van gelijkwaardigheid. In deze nieuwe wereldorde kiest Afrika zijn eigen pad. Of liever gezegd, de 54 Afrikaanse landen kiezen daar hun eigen pad. Binnen de Afrikaanse Unie en in de context van regionale samenwerkingsverbanden.

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Niet-Afrikaanse invloeden in Afrika

Is de Koude Oorlog echt eind jaren negentig tot zijn eind gekomen met de val van de Sovjet-Unie? Zijn de landen aanwezig in het Afrikaans continent niet allemaal stiekem onder het mond van verschillende projecten en initiatieven goudzoeker aan het spelen? Weet je wat Rusland aan het doen is daadwerkelijk nou zo anders dan wat andere landen jaren geleden ook gedaan hebben? Deze kritische vragen spelen bij mij een belangrijke rol als het gaat om Russische invloed in het Afrikaans continent. Als wij een blik werpen op de Afrikaanse geschiedenis wordt dit vaak gekenmerkt door geweld en conflict waarbij verschillende niet-Afrikaanse landen de meeste touwtjes in handen hadden En wellicht nog steeds met moeite hebben. Neem als voorbeeld de onafhankelijkheid van Congo in de jaren zestig. De Verenigde Naties heeft in 1960 ingegrepen vanwege conflicten, verergerd door de afsplitsing van de regio Katanga. De afsplitsing werd informeel gesteund door België, omdat België verschillende belangen had in de regio. Er moest voorkomen worden dat dit in handen kwam van de Sovjet-Unie. De eerste premier van de Democratiese Republiek Congo, Lumumba, had na aaneenigheden met de Verenigde Naties hulp gevraagd aan de Sovjet-Unie.

Deze Sovjet-interventie verhoogde de aanwezigheid van de Koude Oorlog op het Afrikaans grondgebied en bracht westerse belangen in gevaar. Kort na deze hulpvraag werd Lumumba afgezet en op lang omstreden wijze om het leven gebracht. Pas sinds kort is er duidelijkheid rondom de omstandigheden en betrokkenen bij zijn dood. Het blijft opmerkelijk dat Lumumba kort na het zoeken van hulp bij de Sovjet-Unie om het leven gebracht werd en vier jaar later Mobutu met steun uit het Westen de macht kon grijpen. Dat Mobutu aan de macht kwam zorgde er namelijk voor dat het Westen een vinger in de pap kon houden. En wat een goede pap was en is dat. Overvloeden aan kobalt, koper, diamant, kooltan en goud. Deze andere kant van de geschiedenis, namelijk het aandeel van westerse landen, wordt vaak vergeten als we kijken naar hedendaagse conflicten en politieke ontwikkelingen.

Want niet alleen Congo heeft belangrijke grondstoffen, maar ook andere Afrikaanse landen, zoals bijvoorbeeld Niger. Kunnen we het Rusland dan echt kwalijk nemen om ook mee te eten van deze pap? Mijn inziens vanuit humanitair en sociaal-maatschappelijk oogpunt? Zeker. Wat er gebeurt om toegang te krijgen tot de Afrikaanse rijkdommen is onmenselijk en zou niet mogen. Maar puur vanuit strategisch en geopolitiek oogpunt, met het verleden in het achterhoofd, is er dan wel een voet om op te staan? Het antwoord laat ik graag bij jullie.

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Transatlantische slavenhandel

Slavernij, en in het specifiek de transatlantische slavenhandel. Een spannend onderwerp inderdaad om het over te hebben, maar wel een hele belangrijke. Ik moet zeggen dat ik hier ook even goed voor moest zitten. Vooral om de beladen sfeer die hier rondom dit onderwerp hangt. Dat er pas in 2020 excuses voor het slavernijverleden zijn gekomen, is volstrekt belachelijk. We hebben het hier over ongeveer 160 jaar. 160 jaar lang is er geen excuus aangeboden en hebben wij het gidswarte boek genegeerd. Het wordt nu echt tijd dat we in Nederland eens grondig naar ons grote aandeel in de geschiedenis gaan kijken.

Want het aandeel van Nederland was groot. De sporen van ons Nederlands slavernijverleden zijn nog op veel plekken te vinden. En we kunnen niet met een eurocentrisch perspectief kijken naar dit onderwerp. We moeten vanuit verschillende perspectieven kritisch naar de transatlantische slavenhandel kijken willen we deze periode serieus nemen. En inzien dat het hedendaags nog vele gevolgen heeft. De excuses waren een goed begin, maar échte verandering begint bij grootschalige bewustwording. En een betere plek dan het onderwijs kan ik niet bedenken voor dit bewustzijn. Veel leerlingen hebben geen flauw idee hoe dichtbij deze geschiedenis eigenlijk komt, omdat er liever niet over gepraat wordt.

Het is een schending van de mensenrechten geweest, op enorm grote schaal, en het wordt tijd dat dit onderwerp grondig besproken wordt. De basis van wat Nederlanders van de geschiedenis weten, is toch wel wat zij in school geleerd hebben. Deze normen, waarden en perspectieven worden meegenomen naar het volwassen leven en daar verder uitgebreid. Maar Hoe mooi zou het zijn om met elkaar open tijdens een geschiedenis- of maatschappijlerles te praten over de impact van slavernij? Hier moet het toch beginnen! Het Nederlandse geschiedenisonderwijs volgt in grote lijnen "het kanon", gebaseerd op 50 vensters van belangrijke personen, voorwerpen en gebeurtenissen, waaronder de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie. Je zou toch denken dat er binnen het geschiedenisonderwijs in Nederland ruime aandacht wordt besteed aan het onderwerp slavernij? Dit is helaas niet waar. Ondanks dat het onderwerp in de afgelopen jaren steeds vaker in het curriculum voorkomt, blijft het gericht op economische en politieke aspecten. Het is dan aan de docent om hier dieper op in te gaan. Vaak gebeurt dat niet.

Uit angst om iets verkeerds te zeggen of doen of omdat er simpelweg geen tijd is om dit onderwerp de aandacht te geven die het verdient. Het verschilt ook nog eens, groot per school en niveau, hoe uitgebreid dit onderwerp besproken wordt. De nadruk ligt op de VOC, met de pracht en praal, de rijkdom, de specerijen en ja, af en toe het geweld. Hierdoor blijft helaas de WIC, die juist zo actief was binnen de transatlantische slavenhandel, onderbelicht. En zelfs als er over de WIC gesproken wordt, gaat dat voornamelijk over de handel tussen de drie continenten, de driehoekshandel. En dat het de WIC niet gelukt is om net zo groot te worden als de VOC. Een beetje een vreemde manier van kijken naar de geschiedenis, als je het mij vraagt. Dit mag wel eens veranderen.

Het vertelde verhaal is nu onvolledig. Verbeterd, maar nog steeds onvolledig. De impact van slavernij is namelijk enorm geweest. De transatlantische slavenhandel heeft ontzettend lang geduurd, veel te lang, en we merken de consequenties vandaag de dag nog steeds. Er zou mijn inziens ruimte moeten komen om het gesprek over het gitzwarte geschiedenisboek te voeren, waarin er ruimte is om openlijk over de ervaringen en consequenties te spreken, te leren van het verleden en uiteindelijk te leren van elkaar. Ik merk toch dat de meeste mensen te bang zijn om dit te doen. Te bang voor de gevolgen, te bang om iets verkeerds te zeggen, te bang om uit een bevoorrechte positie de situatie erger te maken. Te bang om geconfronteerd te worden met het ontzettend nare en gruwelijke verleden.

Te bang. Laten we met z'n allen eens even goed in de spiegel kijken en deze angst onder ogen komen. Dit is hét moment om het te doen.

Read More
Kirsten van Loon Kirsten van Loon

Afrikaanse natuur

In Afrika is er uiteraard nogal wat te doen over beesten. Voornamelijk over steeds minder beesten en steeds meer mensen. Met name in Oost- en Zuidelijke Afrika. In andere delen van Afrika is alle wildlife al op. Gebakken, gebraden en opgegeten. Ook hier is men doordrongen van het feit dat biodiversiteit van groot belang is en dat er een super gladde glijbaan is waar we met de noodgang van af glijden. Maar de actie die geboden is, is lastig te verkroppen. Niet alleen omdat men in Afrika ervan overtuigd is dat de grote boosdoeners uit het Rijke Noorden komen en dat de arme Afrikanen allemaal dingen niet meer mogen, zonder dat ze zelf schuldig zijn aan de verwoesting.

Meneer Mordecai Ogada is een vrij vervelende man. Hij schreef een boek onder de titel The Big Conservation Lie en hoewel het bol staat met niet-onderbouwde aannames, legde hij ook die vinger op de zere plek. Onder de term Wildlife is a white man's hobby betoog hij dat zonder de medewerking van Afrikanen de strijd voor biodiversiteit een verloren gevecht is.

Er is inderdaad niet veel te winnen voor Afrikanen. Naast de lange termijn impact die de achteruitgang van de biodiversiteit heeft, is het lastig om aan te wijzen waarom het zo belangrijk is om miljarden dollars of euro's uit te geven aan een olifant, een giraf of een leeuw. Het zijn best lastige beesten als je een akker aan het verbouwen bent of je moet je kind naar school brengen. Op de fiets. Ja, het is een leuk plaatje voor de toeristen, maar werkelijk bijdragen aan het leven van de gemiddelde Afrikaan doet het niet, Omdat de centjes die uit de toeristenindustrie komen bijna nooit ten bate komen van de communities en vaak linierrechta naar de buitenlandse rekening worden gestuurd van de eigenaar van de lodge of de conservancy of in de corrupte zakken van de politici terechtkomen.

Sterker nog, alle actie voor dieren maakt de ruimte voor mensen kleiner.

De Samburu bijvoorbeeld, nomadische volken uit het noorden van Kenia, trokken met hun koeien door het lege land. Een gigantisch gebied, een park in Nederland, helemaal zonder hekken. Tegenwoordig is het daar te droog en de kuddeskoeien zijn explosief gegroeid, dus trekken ze met hun grazende beesten verder en verder naar het zuiden, waar de akkers wel groen zijn. Dan komen ze langs de wildlife corridors, die in handen zijn van de witte boeren en de Keniaanse landgrabbers. En achter de hekken, daar staan stevige grote grazers en carnivorende katachtigen. En die hebben het allemaal redelijk goed en veilig daar, daar achter dat hek. Zie je het conflict? Uitgemergelde koeien die geld zouden moeten opleveren aan de ene kant van het hek en dikke volgevreten giraffen aan de andere kant van het hek.

Ga die mensen maar eens uitleggen dat het een goed idee is om meer geld in de richting van de giraffen te pompen en minder naar hun koe. Meneer Ogada betoogt dat conservation alleen lukt als iedereen meedoet en mensen doen pas mee als ze er een belang bij hebben. Dat klinkt toch als een sluitende redenering.

Mijn vriend Henk wilde promoveren aan de Universiteit van Nairobi. Hij ging uitzoeken of het mogelijk was op basis van listige computermodellen te kunnen voorspellen waar illegale stroperij ging plaatsvinden, om dan in te kunnen grijpen voordat de jongens hun slag konden slaan. In de eerste plaats heeft hij heel veel wildparken en sanctuaries benaderd om te horen of hij met de moderne methode, AI en drones, zenders en nachtkijkers, aan het werk mocht. Maar men had hem liever niet over de vloer. Er zijn allemaal vage redenen om aan te wijzen waarom niet.

En het zou best kunnen dat ze geen pottenkijkers wilden bij hun niet zo frisse praktijk tegen, maar ook met poachers. Uiteindelijk had hij wel ergens beet en zette de eerste stappen in zijn onderzoek, de eerste piketpaaltjes. In de eerste week werd hij benaderd door een ranger, die hem het probleem en de oplossing voor zijn hele doctoraal scriptie gaf. Als je de rangers een normaal salaris geeft, dan houdt het stropen meteen op. Een normaal salaris, Dat zou drie keer het huidige salaris moeten zijn. Dan eens is er een incentive om de beesten leuk te gaan vinden. Henk is uiteindelijk op iets heel anders gepromoveerd. Moeten we het nog hebben over de stropers die op je voorjagen? Moeten we het nog hebben over de stropers die op je voorjagen? We kunnen het erbij houden dat het geen leuke gozer zijn, maar het neerknallen van een stroper hier en daar is een druppel op de gloeiende plaat.

Er staan rijen en rijen jongens klaar die het taakje willen overnemen. De Big Boss in zijn maatpak met zonnebril, dat is de echte hufter, die moet gestraft worden, net als de eindconsument met zijn libido-probleempje. Deze verhalen komen allemaal samen onder het motto: "creëer een duidelijke incentive". Een duidelijk alternatief voor Afrikanen om mee te werken aan het beschermen van ecosystemen. Dat is een voorwaarde voor het voorkomen van nog verdere aftakeling van de biodiversiteit. Betrekken is echt niet genoeg. Klare munt, dat helpt wel. En dat gaat wel een beetje verder dan een baantje voor een rijk versierde Maasai als chauffeur in een four-wheel drive of als ober in een lodge.

Echte participatie bedoel ik, voor duizenden en duizenden mensen. En mijn eeuwige mantra blijft? Zorg ervoor dat er minder mensen komen. Dat helpt echt. Structureel.

Read More
Guest User Guest User

7 jaar terugwinnen na je studie? Stap in de snelkookpan die ‘Afrika’ heet

Een jaar geleden vertrok Ine ter Berg (26) naar Kameroen met een missie: een van de oudste plantages van Afrika moest het duurzaamheidscertificaat krijgen. Via Skype vertelt Ine met onverminderd enthousiasme: “hier kan ik een functie uitvoeren waarvan ik in Nederland over vijf of zeven jaar pas kan dromen.”

Verandering van spijs doet eten

Geschreven door: Jos Hummelen

Als de Skype-camera aanspringt zit Ine in het houten kantoor van de oude plantage, genaamd Safacam (anno 1897). ‘Het verschil maken’ kan natuurlijk thuis of in je stad, maar de grote klappers zijn te maken op plekken die nog niet ver ontwikkeld zijn. Daarom pakte Ine haar spullen om af te reizen naar West-Afrika voor een project dat drie jaar moet duren. Het verduurzamen van een palmolie- en rubberplantage is namelijk een uitdagend project. Voor een RSPO-certificaat moet een bedrijf maar liefst aan 139 indicatoren voldoen. Dat varieert van het aanleggen van ‘groene zones’ langs waterwegen, het verminderen en veilig gebruik van pesticiden, het verbeteren van relaties met lokale gemeenschappen en het doorvoeren van procedures conform best practices.

Het ochtendlicht scheert langs Ine heen en direct onderbreekt ze me voor een werknemer met een vraag. Ze beantwoord kordaat in vloeiend Frans en staat me daarna weer te woord. “Het is hier fantastisch. De ene dag sta ik met de laarzen in de bagger, dan woon ik een medaille uitreiking bij voor loyale medewerkers, daarna kan ik zomaar weer een overleg hebben met een overheidsinstelling of een NGO. Het ene moment leer ik van het puntige en prachtige Frans van één van de 3126 medewerkers, het andere moment probeer ik iets met handen en voeten uit te leggen aan een oudere dame uit het nabijgelegen dorp.

Ine vertelt verder en legt uit dat mensen uiteindelijk wel begrijpen waarom zo’n ‘duurzaamheidscertificaat’ van belang is voor het bedrijf. “In het begin gaat het voor hun gevoel in tegen het maken van winst. ‘Duurzaamheid’ is voor lokale mensen een relatief nieuw begrip. Uiteindelijk begrijpt men wel dat het een manier is om tegemoet te komen aan de eisen die door de klant worden gesteld. Ook verbeteren de werkomstandigheden voor henzelf.”

De Afrika Attitude  

Afrika is letterlijk en figuurlijk een andere wereld. Ine vertelt wat je in je mars moet hebben om daar tot bloei te komen. “Bij de Afrika Attitude hoort allereerst dat je niet bang moet zijn voor gênante situaties. Dat krijg je altijd bij het leren van een nieuwe taal, maar ook in andere situaties moet je je vooral niet gaan schamen.” Ine strijkt even door haar steile, bruine haar, kijkt dromerig in de verte en gaat verder: “ik hou ook van boomknuffelen, maar je moet goede argumenten hebben om iets te doen, ook voor de aandeelhouders. Kortom: je ergens voor durven te staan, maar je moet ook pragmatisch blijven.” Over de Afrika Attitude kan ze nog wel even doorgaan: “boven alles heb je humor en een relaxte houding nodig. Natuurlijk zijn de dingen die je hier moet doen complex: je kent de taal nauwelijks en de cultuur niet. Je weet bovendien niet hoe de hazen lopen, juist daarom moet je je hoofd koel houden.”

Laaghangend fruit

Omdat ik me heb geconcentreerd op het aanstekelijke werk van Ine, bedenk ik me ineens de kritiek op palmolie en rubber. “Dat is voor een gedeelte terecht, denk ik.” Dat vind ik een verrassende respons van iemand die op een plantage werkt. “We kennen allemaal de foto’s van ontbossing en de impact op de biodiversiteit in Indonesië, bijvoorbeeld.” Ine gaat verder “tegelijkertijd is palmolie duurzamer dan andere oliën. De productiviteit per oppervlak is veel hoger en er zijn relatief weinig pesticiden en meststoffen nodig en heeft geen giftige bijproducten.” Daar moet ik nog maar eens induiken. Ik vraag verder: en rubber? “Synthetische rubber is gemaakt van aardolie. Wij maken natuurlijke rubber en kappen daarvoor geen woud. Ik werk dus om te zorgen dat het produceren van rubber geen aanslag geeft in de bodem, de lucht of het water.” Ze begrijpt de kritiek dus, maar stroopt direct de mouwen op voor een oplossing.

Als laatste vraag ik Ine wat ze zegt tegen de mensen die twijfelen of ze zo’n stap wel durven te wagen. Ze antwoord uitgeslapen: “Niet twijfelen, gewoon doen. Je krijgt pas spijt als je zo’n kans niet grijpt. Dit is een enorme snelkookpan. Als je dit kan, kan je in Nederland gelijk heel veel. Ik zou zelf iedereen aannemen met zo iets op het CV.” Ine besluit: “bovendien: specifiek in Kameroen, maar ik denk in heel Afrika is heel veel winst te boeken. Maar dat laaghangende fruit moet wel geplukt worden.”

Read More
Guest User Guest User

Ondernemen in Gambia: Met lef en geduld

Ik stap de bushtaxi uit bij de enige dwarsstraat met een naam in het dorpje Lamin. ‘Anna Street’ staat er trots en pontificaal. Ik ben op zoek naar Annemieke de Koning van het Lamin Health Center. Zouden ze Annemieke hier van lieverlee Anna zijn gaan noemen? Vlak eronder staat een verweerd bordje ‘your cure is our care’ van het Health Center. Ik loop een zanderig weggetje in, een prachtige baobab tegemoet.

Ik stap de bushtaxi uit bij de enige dwarsstraat met een naam in het dorpje Lamin. ‘Anna Street’ staat er trots en pontificaal. Ik ben op zoek naar Annemieke de Koning van het Lamin Health Center. Zouden ze Annemieke hier van lieverlee Anna zijn gaan noemen? Vlak eronder staat een verweerd bordje ‘your cure is our care’ van het Health Center. Ik loop een zanderig weggetje in, een prachtige baobab tegemoet.

Vlak voor ik het terrein binnentreed, en twijfel of ik mijn mondneusmasker op moet zetten, word ik op de hielen gereden door een auto met een “Tubab” achter het wiel. Ik volg de auto en vraag de bestuurder of wij een een afspraak hebben. “Dat denk ik,” zegt ze. En ze komt ruimschoots binnen de 1,5 meter staan zonder masker. De Tubab (witte mens) draagt voor andere Tubabs de naam Annemieke, maar hier gaat ze inderdaad door het leven als Anna. Ze kijkt me onderzoekend en indringend in met haar bruine ogen. Ze is lang en spreekt op een droge manier. De woorden van Anna zijn afgemeten en ze neemt haar tijd. Het verleerd om te oreren? Of het nooit aan willen leren? Haar accent kan ik niet goed thuisbrengen. Zuid-Holland? Daar wil ik even vanaf zijn.

There’s no corona in The Gambia

De Koning is van huis uit verpleegkundige, maar is hier de trotse, maar ook bescheiden directeur. Ze overziet het reilen en zeilen van – naar verluid – het beste ziekenhuis van Gambia. Al min of meer vanaf de start van de bouw van dit twee-verdiepingen tellende gebouw, was ze betrokken. “We zijn begonnen met ongeschoold lokaal personeel en één pot paracetamol.” Ik weet dat dit niet overdrachtelijk is bedoeld.

“Aan het begin van de Covid-uitbraak deden we buiten triage. We hebben trouwens wel de hulp van het ministerie van gezondheid gevraagd voor maskers en ander spul, maar kregen nul op het rekest. Nu testen we niet meer. Het is hier gewoon niet, dat merken we aan de patiënten.” Ik schets het doembeeld dat men lange tijd naïef is en men daar straks toch de wrange vruchten van gaat plukken. “Nee, het blijft Afrika goeddeels echt bespaard. Covid heeft hier nooit voet aan de grond gekregen en dat is maar goed ook.” Zelf leef ik samen met een Gambiaans gezin en geef ik les op het Gambia College. Ik ga daar in een overladen bushtaxi naar toe. Uit die ervaring weet ik dat je hier geen ‘intelligente lockdown’ kunt invoeren. Het is alles of niets. Op dit moment gelukkig alles. Van Corona is niks te merken. Behalve als je de TV aanzet. Officials van de overheid zijn blijkbaar geïnstrueerd om het kapje nutteloos op de kin te dragen bij toespraken. Een Gambiaans compromis.

Annemieke vervolgt rustig: “Ik denk voornamelijk omdat het leven zich buiten afspeelt.” Ze valt heel even stil. “ Het klimaat hier is gunstig, virussen houden van koude. Bacteriën houden van warmte, daarom zijn hier wel veel infectieziektes.” De neveneffecten van Covid zijn hier veel erger dan Corona zelf. “Mensen hebben lange tijd geen inkomen gehad en komen nu veel te laat naar het ziekenhuis.” Omdat hier de eerstelijnszorg ontbreekt, is dat moeilijk te sturen. De Koning knikt: “je hebt hier twee categorieën. Patiënten met snotneuzen en doodzieke patiënten. Bovendien is het hollen of stilstaan. Nu ligt er bijna niemand, maar vanmiddag kan het vol liggen. Nu is het droogseizoen, maar in het regenseizoen liggen ze hier in de gangen.” In het ziekenhuis staan 21 bedden.

Jammeh of Barrow, het maakt geen verschil

Goedbeschouwd is het leveren van zorg en het organiseren van goede gezondheidszorg een kerntaak van de overheid, maar van enige steun merkt de Koning niets. Vijf jaar nam Barrow het stuur over van de notoire dictator Jammeh, maar echt serieus wordt ook onder zijn bewind deze essentiële taak blijkbaar niet genomen. Wat meer is: het lijkt er niet op dat Barrow daar in de aankomende verkiezingen op afgestraft zal worden.

“Nou,” zegt De Koning “We hebben wel een Memorandum of Understanding.” Het is iets, maar niet veel. “Dat geeft een bepaalde erkenning, maar heeft geen enkele rechtsgeldigheid.” En dat terwijl De Koning en haar lokale en internationale collega’s dit terrein binnen een tijdsbestek van zes jaar hebben omgetoverd van een post naar een volwaardig en voor Afrikaanse begrippen hoogwaardig ziekenhuis.

Het Centrum

We zijn op het balkon gaan staan om het terrein te overzien. Onder ons het ziekenhuis, voor ons een grote Baobab en een wapperende Nederlandse vlag. Een mortuarium, met een airco. Een mooie ambulance, een wachtershuisje. Een schildering tegen de muur, met sikkeneurig kijkende mensen met klachten uit een kinderboek: gebroken been, gebroken arm. En een huisje waarop ‘Dental Clinic’ staat. Kennen ze dat hier, tandheelkunde? Vraag ik. “Nee” zegt De Koning eerlijk. “De gezondheidszorg staat nog in de kinderschoenen, maar tandheelkunde bestaat überhaupt niet.” Ik ga bij mezelf na wat dat voor problemen moet opleveren. “Soms komt er een tandarts langs uit het buitenland, die trekt en vult en doet.”

We staan op de verdieping waar gewoond en geleefd wordt door mensen die werken op de nabijgelegen school of in dit centrum. Het doet studentikoos aan en ik heb zin om te gaan hangen in één van de hangmatten op het grote balkon. Voor mensen die hier iets komen toevoegen, wordt goed gezorgd, dat kun je zo wel zien.

Dan het hart van het centrum, waar het allemaal om gaat. De Koning waarschuwt: “Het is een beetje een chaos beneden hoor, want je hebt de primeur: vanaf vandaag werken we met een Elektronisch Patiënten Dossier.” We lopen naar beneden, maar het doet sereen aan. Nu is de gemiddelde Gambiaan ook niet zo snel gek te krijgen, maar ook de Tubabdokters lopen er rustig bij. Achter de balie tref ik de glunderende Lia Pieterse, die trots vertelt hoe goed patiënten het oppakken om digitaal te gaan werken. Achter haar prijkt een open kast met stapels papieren, waarvan een gedeelte bruin uitgeslagen.

De kamers in het centrum doen stuk voor stuk aan als een plek waar je veel kunt betekenen voor patiënten. Ik besef me dat ik al minstens tien ziekenhuizen heb gezien in Afrika en dan vaak achter mijn vriendin aan stiefel en me afvraag of mensen hier komen om uit te zieken zoals je dat op je slaapkamer doet, of daadwerkelijk een behandeling krijgen. Hier niet: van chaos is geen sprake en de faciliteiten zijn om trots op te zijn. En dat zonder de hulp van Jammeh of Barrow en in nauwe samenwerking met talloze glunderende Gambianen.

Mensenwerk

Wat wordt er nou van je gevraagd als je hier komt te werken? De Koning weet het direct: “je moet vooral pragmatisch kunnen handelen, logisch nadenken en een enorme drive hebben.” Ze kijkt me strak aan, maar ik weet dat ze nog even nadenkt. “Ja, je moet echt wel heel gemotiveerd zijn, want er is genoeg dat je kan demotiveren. En… je moet heel veel respect hebben en kunnen houden voor de patiënt, voor al je collega’s en iedereen die je hier tegenkomt.”

Pieterse glipt achter ons langs. Ik feliciteer haar met het succes van vandaag. En De Koning met het succes van dit centrum. Ik ben onder de indruk van wat zij samen, zonder hulp van de overheid, voor elkaar hebben kunnen boksen in slechts een paar jaar. We nemen afscheid en ik ben gerust: als ik hier ziek word, kan ik hier ook beter worden.

Read More
Guest User Guest User

Is Israel aan het winnen in Afrika?

Het besluit van de Commissie van de Afrikaanse Unie, op 22 juli 2021, om Israel de status van ‘waarnemer’ in de Afrikaanse Unie te verlenen, was het hoogtepunt van jaren van Israëlische inspanningen om de grootste politieke instelling van Afrika te coöpteren. Waarom wil Israël graag zakendoen in Afrika? En waarom zijn Afrikaanse landen uiteindelijk bezweken voor het Israelische charmeoffensief?

QN1A1776-min-1024x683.jpeg

Foto: Jos Hummelen (CIDI) was in Dakar, Senegal.

Om bovenstaande vragen te beantwoorden, moet men het nieuwe spel waarderen dat in veel delen van de wereld aan de gang is, vooral in Afrika, dat altijd belangrijk is geweest voor de geopolitieke strategie van Israël. Vanaf het begin van de jaren vijftig tot het midden van de jaren zeventig breidde Israëls Afrika-netwerk voortdurend uit. De oorlog van 1973 maakte echter een abrupt einde aan die affiniteit met de landen van het Afrikaanse continent.

Hoe de Oktoberoorlog alles veranderde

Ghana in West-Afrika erkende Israël al snel na de stichting van het land in 1948. Op dat moment leek dat een vreemde beslissing. Veel Afrikaanse landen keken naar het Israelisch project als zijnde een nieuw soort kolonialisme. Toch luidde deze beslissing een nieuw denken in en tegen het begin van de jaren zeventig dachten meerdere Afrikaanse landen positiever over Israel. Op die manier kon Israel haar banden verstevigen en echt een geopolitieke positie innemen. Aan de vooravond van de Israëlisch-Arabische oorlog van 1973 had Israël volledige diplomatieke banden met 33 Afrikaanse landen.

De Oktoberoorlog stelde echter veel Afrikaanse landen voor een grimmige keuze: partij kiezen voor Israël of de Arabieren, die via historische, politieke, economische, culturele en religieuze banden met Afrika verbonden zijn. De meeste Afrikaanse landen kozen het laatste. Het ene na de andere Afrikaanse land begon banden met Israël te verbreken. Al snel had geen enkele Afrikaanse staat, behalve Malawi, Lesotho en Swaziland, officiële diplomatieke betrekkingen met Israël.

De solidariteit van Afrikanen met de Palestijnen ging nog verder. De Organisatie voor Afrikaanse Eenheid – de voorloper van de Afrikaanse Unie – werd tijdens haar 12e gewone zitting in Kampala in 1975 de eerste internationale instantie die op grote schaal het vermeende racisme in de zionistische ideologie van Israël erkende door resolutie 77 aan te nemen.

Aangezien Israël zich bleef inzetten voor het zionistische, is de enige rationele conclusie dat het Afrika was, en niet Israël, dat veranderde. Maar waarom?

Verklarende factoren

De ineenstorting van de Sovjet-Unie is een eerste verklarende factor. Deze seismische gebeurtenis resulteerde in het daaropvolgende isolement van pro-Sovjet-Afrikaanse landen, die jarenlang de voorhoede vormden tegen het Amerikaanse, Westerse expansionisme en de belangen op het continent. Israel had altijd partij gekozen voor Amerika tijdens de Koude Oorlog.

Het tweede wat ineen stortte was het verenigde Arabische front voor Palestina. Dat front is historisch gezien het morele en politieke referentiekader geweest voor de pro-Palestijnse, maar ook voor anti-Israëlische sentimenten in Afrika.

African_Union_orthographic_projection.svg_.png

De Afrikaanse Unie omvat alle landen op het continent.

Normalisering tussen Arabische landen en Israel

De geheime, maar ook de openbare normalisering tussen Arabische landen en Israël ging de afgelopen drie decennia onverminderd door, wat resulteerde in de uitbreiding van de diplomatieke banden tussen Israël en verschillende Arabische landen, waaronder Afrikaans-Arabische landen, zoals Soedan en Marokko. Andere Afrikaanse landen met een moslimmeerderheid sloten zich ook aan bij bij het kamp dat normalisatie juist toejuicht. Landen die je misschien niet zou verwachten, zoals Tsjaad en Mali.

“Andere Afrikaanse landen met een moslimmeerderheid sloten zich ook aan bij bij het kamp dat normalisatie juist toejuicht. Landen die je misschien niet zou verwachten, zoals Tsjaad en Mali.”

De Verenigde Staten heeft ook haar invloed in de Verenigde Naties om paden te plaveien voor Israel. Zo stemde de Amerikaanse regering er vorig jaar mee in om Sudan van de door de staat gesponsorde terreurlijst te verwijderen in ruil voor de normalisering van Khartoem met Israel. In werkelijkheid is Soedan niet het enige land dat dit soort ‘pragmatische’ politieke ruilhandel begrijpt en bereid is hieraan deel te nemen. Anderen hebben het spel ook goed leren spelen. Door te stemmen om Israel toe te laten tot de AU, verwachten sommige Afrikaanse regeringen een rendement op hun politieke investering, een rendement dat zal worden opgeëist van Washington en in mindere mate ook in Tel Aviv.

De historische stap van Netanyahu

Er was nog een andere drijvende kracht achter het besluit van Israël om naar Afrika terug te keren dan alleen politiek opportunisme en economisch gewin. Opeenvolgende gebeurtenissen hebben duidelijk gemaakt dat Washington zich terugtrekt uit het Midden-Oosten en dat de regio niet langer een topprioriteit was voor het slinkende Amerikaanse rijk. Voor de Verenigde Staten zijn de beslissende stappen van China om zijn macht en invloed in Azië te doen gelden grotendeels verantwoordelijk voor de Amerikaanse heroverweging. De terugtrekking van de VS uit Irak in 2012, de opstelling in Libië, het laten overschrijden van de ‘rode lijn’ door het regime van Assad in Syrië en de chaotische terugtrekking uit Kabul waren allemaal indicatoren die erop wezen dat Israël niet langer alleen op blinde en onvoorwaardelijke Amerikaanse steun kan rekenen. Zo begon de naarstige zoektocht naar nieuwe bondgenoten om de eigen positie in de regio te versterken.

Op 5 juli 2016 gaf de toenmalige Israëlische premier, Benjamin Netanyahu, het startsein voor Israëls nieuwe betrekkingen met Afrika. De voormalig premier begon met een bezoek aan Kenia, dat door de Israëlische media als ‘historisch’ werd betiteld. Toegegeven: het was inderdaad het eerste bezoek van een Israëlische premier in de afgelopen 50 jaar. Na enige tijd in Nairobi te hebben doorgebracht, waar hij samen met honderden Israëlische en Keniaanse bedrijfsleiders het Israël-Kenia Economic Forum bijwoonde, ging hij verder naar Oeganda, waar hij leiders uit andere Afrikaanse landen ontmoette, waaronder Zuid-Soedan, Rwanda, Ethiopië en Tanzania. Met veel landen sprak hij over het bestrijden van terrorisme in de regio. In dezelfde maand kondigde Israël de hernieuwing van de diplomatieke betrekkingen tussen Israël en Guinee aan.

De nieuwe Israëlische strategie vloeide daaruit voort. Meer bezoeken op hoog niveau aan Afrika en juichende aankondigingen over nieuwe economische joint ventures en investeringen volgden. In juni 2017 nam Netanyahu deel aan de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten, die werd gehouden in de Liberiaanse hoofdstad Monrovia.

Israelisch optimisme voor de toekomstplannen met Afrika

De toelating van Israël tot het 55 leden tellende Afrikaanse blok in juli wordt door Israëlische functionarissen en media-experts beschouwd als een grote politieke overwinning, vooral omdat Tel Aviv al sinds 2002 aan het werk is om deze status te bereiken. Destijds stonden er veel obstakels in de weg, zoals het sterke bezwaar van Libië onder leiding van Muammar Ghaddafi en het aandringen van Algerije dat Afrika zich moet blijven inzetten voor zijn ‘antizionistische idealen’, enzovoort. Stuk voor stuk werden deze bedenkingen weggenomen of als onbelangrijk aangemerkt.

“Ondanks Israëls optimisme voor in de toekomst, lijkt het erop dat de strijd om Afrika nog steeds woedt. Een strijd tussen politiek, ideologie en economische belangen die waarschijnlijk nog jaren onverminderd zal doorgaan.”

In een recente verklaring vierde Israëls nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Yair Lapid, het lidmaatschap van Israël in Afrika als een “belangrijk onderdeel van het versterken van de structuur van Israëls buitenlandse betrekkingen.” Volgens Lapid was de uitsluiting van Israël van de AU een “misinterpretatie die bijna twee decennia te lang bestond.” Natuurlijk zijn niet alle Afrikaanse landen het eens met de handige logica van Lapid.

Ondanks Israëls optimisme voor in de toekomst, lijkt het erop dat de strijd om Afrika nog steeds woedt. Een strijd tussen politiek, ideologie en economische belangen die waarschijnlijk nog jaren onverminderd zal doorgaan. Om de Palestijnen en hun aanhangers echter een kans te geven deze strijd te winnen, moeten ze de aard begrijpen van de Israëlische strategie waarmee Israël zichzelf aan verschillende Afrikaanse landen voorstelt als de partner, gunsten verleent en nieuwe technologieën introduceert om echte, tastbare problemen te bestrijden. Omdat Israel technologisch geavanceerder is in vergelijking met veel Afrikaanse landen, is de exportpositie van Israël sterk. In ruil voor kennis en kunde op het gebied van beveiliging, IT en irrigatietechnologieën vraagt Israel om diplomatieke banden en wederzijdse investeringen.

En de Palestijnen dan?

De dichotomie van Palestina in Afrika berust dan ook deels op het feit dat de Afrikaanse solidariteit met Palestina historisch gezien binnen het grotere politieke kader van wederzijdse Afrikaans-Arabische solidariteit is geplaatst. Maar nu de officiële Arabische solidariteit met Palestina verzwakt, worden de Palestijnen gedwongen buiten dit traditionele kader te denken, zodat ze als Palestijnen directe solidariteit met Afrikaanse naties kunnen opbouwen, zonder noodzakelijkerwijs hun nationale ambities te laten samensmelten met het grotere, nu gefragmenteerde, Arabische politieke lichaam. Ook het idee dat Israel een heerser met koloniale aspiraties zou zijn, verliest aan invloed.

Hoewel zo’n taak ontmoedigend is, is het ook veelbelovend, aangezien de Palestijnen nu de mogelijkheid hebben om bruggen van steun en wederzijdse solidariteit in Afrika te bouwen door middel van directe contacten, waar ze als hun eigen ambassadeurs dienen. Palestina heeft natuurlijk veel te winnen, maar Afrika ook veel te bieden. Palestijnse artsen, ingenieurs, civiele bescherming en eerstelijnswerkers, pedagogen, intellectuelen en kunstenaars behoren tot de meest hooggekwalificeerde en ervaren mensen in het Midden-Oosten. Ze hebben weliswaar veel te leren van hun Afrikaanse leeftijdsgenoten, maar hebben ook veel te geven.

In tegenstelling tot hardnekkige stereotypen, dienen veel Afrikaanse universiteiten, organisaties en culturele centra als levendige intellectuele hubs. Afrikaanse denkers, filosofen, schrijvers, journalisten, kunstenaars en atleten behoren tot de meest succesvolle en welbespraakte ter wereld.

Einde aan eindeloze boycot

Sinds haar oprichting heeft Israel altijd te maken gehad met een internationale boycot, met name door Arabische landen, die zich uitstreken tot ver in West-Afrika. Alhoewel sinds de vrede met het Egypte van Sadat meer landen overstag zijn gegaan, kijken veel landen nog altijd met argusogen naar de Joodse staat. De recente status van Israel bij de Afrikaanse Unie laat het huidige schisma zien, waarbij bijvoorbeeld buurlanden Marokko en Algerije een compleet andere mening over Israel zijn toegedaan.




Read More
Guest User Guest User

Gambia deel 2 | The African Experience

In deel 1 van zijn Gambia-blog liet gastblogger Jos ons al kennismaken met het ‘echte’ Gambia, zoals hij het een paar maanden heeft kunnen ervaren. In het vervolg van zijn verhaal laat hij ons meereizen in een ‘gele-gele’ op een ‘no towntrip’. En legt hij uit waarom je ‘The African Experience’ in Gambia niet in woorden moet beschrijven maar gewoon moet gaan beleven. Veel leesplezier!  

Vervoer

Dit had ik wel graag uitgelegd gekregen: er zijn vier manieren om jou en je vrolijke, zomerse rokje (dat wel net lang genoeg is) of jou in je beige neokoloniale outfit met zeer korte witte broek, te verplaatsen. Langzaam, goedkoop en érg gezellig: de bushtaxi. Dat is smaak één. Dat zijn die hoge bussen, vaak beschilderd. Die zijn iets langzamer, omdat ze pas gaan rijden als ze vol zitten. Dan heb je een kleiner busje, zeg maar een schildersbusje. Die zijn ietsje sneller, want: ietsje kleiner. Dan is er de toeristentaxi: de groene taxi. Die mensen kennen beter Engels, weten de toeristische plekken en zijn verzekerd. Als laatste is er de ‘gele-gele’: de gele taxi. De meeste auto’s zien er levensmoe uit en steevast ontbreekt er wel iets: een achteruitkijkspiegel, de mogelijkheid om het raam dicht of open te doen en hopelijk niet de rem.

Een keer zat ik in een auto die geen vering meer had. Dat was echt een attractie!

Dan is het nu tijd om het grote geheim uit de doeken te doen. Of eigenlijk twee. Ten eerste ging er een wereld voor mij open toen ik het verschil doorkreeg tussen ‘towntrip’ en ‘no towntrip’. Dat eerste is van deur tot deur en bij dat tweede droppen ze je gewoon aan de hoofdweg, wat negen van de tien keer prima is. Als de bewuste groene of gele taxi wél van de grote weg afslaat, dan is dat ineens een ‘towntrip’ geworden en gaat de prijs keer tien. Het verschil is zo gigantisch, dat je bijna gaat denken dat je erbij genaaid wordt. Maar dat is in werkelijkheid niet zo, want je hebt het in deze blog gelezen.

Dan het tweede goed bewaard gebleven geheim. Je kent ‘junctions’, kruispunten. En eigenlijk gaat al het vervoer tussen die kruispunten. De bekendste zijn: Westfield, Senegambia, Trafficlights, Turntable, Airport Junction en Castol. Er hangt altijd een mannetje uit zo’n ‘van’ en roept waar hij heengaat, met een langgerekte ‘A’ erachter. Dat wordt dan dus: ‘Turntable-aaaaa’? Of ‘Westfield-aaaaa’. Heerlijk. Mijn ongevraagde advies is: reis van kruispunt naar kruispunt, zonder towntrip en met zo’n gele-gele. Lache man. En dood gaan we allemaal.

Oh ja, één tip nog. Echt dood wil je natuurlijk niet, dus huur nooit of te nimmer een motor. Niet doen.

2021-01-03-16.07.58-2478552276602912081_44612260009-1024x1024.jpg

Geld nodig?

Als je, zo vlak voordat je je welgetrainde vakantiebillen in een gele-gele laat glijden, nog even je latte macchiato met havermelk wilt afrekenen, kan dat (verrassing!) niet met pin. Zorg dus dat je cash bij je hebt. Het beste is om te pinnen in Nederland en dat beetje bij beetje om te wisselen bij een kantoor met een lekkere reet. Pardon: met een aantrekkelijke rate. Goede wisselkoers, dus. Ben je er toch doorheen, dan staan hier wel pinautomaten, maar er is een redelijke kans dat ze je pasje ondankbaar uitspuwen.

Dan zijn er twee escape-routes. De eerste is Standard Chartered. Een internationale bank en gerenommeerd. Sterker nog: puur en alleen omdat ze Liverpool sponsoren denk ik dat het wereldtop is, verder dus nergens op gebaseerd. Daarnaast kun je naar een grote bank, zoals de GT, de Gambian Trust Bank, bijvoorbeeld in Senegambia. Daar kun je dan pinnen via een apparaatje en dan krijg je het zó, schoon in het handje. Kan je weer terug naar die fijne koffietent die ik nooit gevonden heb.

Cultuur van afhankelijkheid

Mocht je dat vervelende toontje van mij nog steeds trekken en je hebt het gered tot hier, dan feliciteer ik je en waarschuw ik dat het alleen nog maar vervelender wordt. Want: in Gambia is een cultuur van afhankelijkheid. Onderlinge afhankelijkheid, godbetert, maar afhankelijkheid nevertheless. Daar komt nog bij dat je soms benaderd kan worden als een lopende pinautomaat, vandaar ook dat dit stukje, vlak na het subkopje ‘geld nodig?’ staat. Hier is namelijk altijd geld nodig en bij gebrek aan een bank is er voor de locals af en toe het geluk dat er een witmens (Toubab) langs huppelt. Hoe leuk je het ook hebt met je vrienden, met je vlam of met je pake en moeke, afhankelijk ben je meestal niet, in Nederland. Hier zit dus potentieel een bron van grote ergernis en miscommunicatie.

Doe jezelf, de Gambiaan en de wereld een lol en geef nooit iets (substantieels) voor niets.

Je emoties kan ik al verklappen: het gaat van hilariteit, naar verbazing, naar ergernis en uiteindelijk een diepe gekweldheid over het feit dat al die Toubabs voor jou, zo kortzichtig zijn geweest om hier als Sinterklaas rond te gaan lopen en zich daar goed over te voelen. En jij zit nu met een paar kinderen om je heen die roepen ‘minti, minti’ (snoepje, alsjeblieft, witmens). Van een afstand hoor je wat voetballende semi-volwassen jongens roepen ‘something for the boys’ en straks op het strand kun je op je vingers natellen dat iemand die dag zijn kopje rijst niet bij elkaar heeft weten te scharrelen en of jij dan misschien een duit in het zakje kunt doen, for no good reason. Het aller-allerergste zijn de Toubabs die, in hun onmetelijke arrogantie en naïviteit, af en toe een raampje opendraaien en hun goedkope troep over de kinderhoofdjes uitstrooien.

Wat voor beeld moet dat geven aan kwetsbare kinderen in de tijd dat alles indruk maakt?

Vroeger gaven Afrikaanse nobelen elkaar zoveel mogelijk giften om zodoende te laten zien dat ze rijker waren en dus boven de ander stonden. Om iets van gelijkwaardigheid en wederkerigheid te behouden, zou ik zeggen:

betaal een goede prijs, bij goed werk geef je een redelijke fooi en koop zo nodig wat onzin op het strand, maar hou alsjeblieft op met weggeven alsof je een halfgod bent.



Kinderen-2-COLLAGE.jpeg

Africa Experience

Het abstracte concept ‘Afrika’ kun je uiteindelijk niet op papier zetten, dat moet je beleven, meemaken. En dat kun je in Gambia volop. Je proeft het in een veel te sterk gekruide Afra, die je opeet bij de metaalbewerker onder de boom. Je ziet het in de kleurrijke boten aan de prachtige stranden. En je hoort het in het fijne accent, het willekeurig gebruiken van hij en zij, het af en toe gebruiken van een meervoud en de totale onkunde om hun tong om bepaalde woorden te krijgen. Heerlijk toch? Gambianen zijn vet fijne mensen. Hoe verder van de Senegambia-strip en de stranden af, hoe fijner!

Ga ervan genieten, ga het aan met een glimlach en kom terug met verhalen, zodat anderen ook gaan.





Read More
Guest User Guest User

Gambia deel 1 | Een vrolijk avontuur

Als je aan mij vraagt, nu ik hier een paar maanden ben geweest, hoe het land écht is? Dan zeg ik: een land als geen ander, met mogelijkheden te over als reiziger, als weldoener en als ondernemer.

2021-01-11-18.24.19-2484419113345572689_44612260009-1080x540.jpg

Als je aan een gemiddelde Gambiaan van mijn leeftijd (32) vraagt om eens een frisse blog te schrijven over het land dat hem of haar zo lief is, kun je er vergif op innemen dat er ergens wel wordt genoemd dat Gambia ‘The smiling coast of Africa’ is, dat Gambia het kleinste land is, dat de rivier hier de Gambia heet en de zinsnede ‘No problem in The Gambia’ zal er mogelijkerwijs ook tussensteken. Lekker, dat die marketing geïncorporeerd is, zodat elke Gambiaan een uithangbord is geworden. 

Maar wat is Gambia écht?

Gambia is vrij typisch in veel dingen. In de manier van benaderen: vrolijk, sociaal en een pietsje opdringerig. In de manier waarop mensen hier wonen. Maar ook in de manier waarop hier de economie loopt: goeddeels grijs en via obscure markten. En in het toerisme: vooral gericht op het strand en met de mogelijkheid om helemaal niets mee te krijgen van het echte land en dus ook van de ellende.

No problem in The Gambia? Genoeg problems in The Gambia.

Het is een land waarbij mensen met hun eigen geslacht van de grond eten, terwijl een flitsende Nollywood scene over het kleurenbeeld de donkere woonkamer in knalt. Het is een land waar de rijksten der aarde vertoeven onder de fijne zon van de Sahel, terwijl een kleurrijk vrouwtje met een schaal fruit over het strand paradeert. Er zit glaswerk tussen de twee. Het is een land van vrolijkheid, van gezelligheid, van uitbuiting en complexe relaties. Als je aan mij vraagt, nu ik hier een paar maanden ben geweest, hoe het land écht is? Dan zeg ik: een land als geen ander, met mogelijkheden te over als reiziger, als weldoener en als ondernemer. 

Een land dat nog echt een jungle is, waarbij niets gratis is en alles moeite kost.

Een land, kortom, om volkomen verliefd op te worden.

Trips!

Het is absoluut en ontegenzeggelijk de moeite om eens met je luie, witte kont van het strand af te komen en een trip te maken. Wat er aan het strand gebeurt, hoef ik niet uit te leggen: fijne tentjes, fijne golven, fijne drankjes, fijne muziek. Maar wat er allemaal nog meer gebeurt als je zelf iets organiseert of meegaat met een gids, moet ik je eigenlijk niet willen zeggen, want dan gaat de verrassing eraf.

Zo was ik behoorlijk in shock dat krokodillen van ‘The Crocodile Pool’ in Bakau loslopen en dat je een slang om je nek geworpen krijgt bij ‘The Reptile Farm’Banjul zelf, maar dat kan ook aan mijn gids liggen, viel een beetje tegen. Ik had gedacht er meer cultuur en historie aan te treffen, maar trof een stadje zoals alle anderen aan. Vlak onder Banjul kun je wel heerlijk de mangroven in. Ga eens een dag vissen. Of laat je op een kano door de smalle paden varen, op zoek naar vogels of verscholen dorpjes waar je palmwijn krijgt.

2021-01-11-18.24.19-2484419113378940824_44612260009-1024x1024.jpg
QN1A0092-1-1-1024x683.jpeg
2021-01-02-13.08.18-2477737077037813485_44612260009-768x768.jpg

Ga eens een dag rondlopen op de markt van Serrekunda of (en bij voorkeur) Brikama en kijk eens hoeveel je ergens vanaf krijgt, waarna je alsnog boos wegloopt. Probeer een keer naar zo’n beauty contest te gaan, je kijkt je ogen uit. Kijk eens of je de moskee van Gunjur kunt vinden, die pal aan de zee staat en volgens mij een van de grootste en mooiste is van dit moslimland. Neem eens een taxi naar een van de kustplaatsen, zoals Sanyang en Tanji, om daar te zien hoe de vissers de vis binnenhalen en hoe de vis wordt verkocht.

Bestudeer de kaart gewoon goed, gok dat het daar wel eens gaaf zou kunnen zijn, neem wat geld mee, doe eens gek en kom voor het donker terug.

Gids nodig?

Woorden als ‘gids’ en ‘tour’ betekenen in Gambia nét iets anders dan bij ons. In Nederland neem je een gids voor vermaak, interessante feitjes en om op plekken te komen die anders verborgen blijven. Met een tour doe je verschillende plaatsen aan. Een dagtour duurt zo ongeveer van zonsopkomst tot zonsondergang en een gids is niet je vriend maar een professional, die er vaak lol in heeft om je ietsje wijzer te maken.

In Gambia neem je een gids voor drie redenen. Ten eerste voor vervoer, ten tweede voor de aardigheid en ten derde voor de veiligheid. Maar zoals bij alles geldt, er zijn geen garanties in dit land. Reken nooit op water, elektriciteit of waar voor je geld. “It’s an experience” krijg je terug, als ze je beteuterde witte neus zien – als je toch per ongeluk verwachtingen koesterde. Van iemand die met toeristen werkt, verwacht je dat hij in elk geval snapt hoe toeristen denken. Maar dat ligt zo ver af van de logica die hier geldt, dat je moet rekenen op onduidelijkheid.

Het begint en eindigt altijd met geld.

Bij ons (omdat we gewoon meer hebben) is het vaak niet zo’n punt – je spreekt iets af en daar doe je het voor. Hier is geld altijd een punt en hier is een afspraak zelden een harde afspraak: alles loopt door elkaar en het was toch anders. Wat is nou inclusief en wat is nou exclusief? Reken erop: niets is inclusief alles. Vaak blijkt ook achteraf dat iets eigenlijk wel iets mag kosten, ook als je er samen op uit ging en als vrienden of ‘familie’ deed en in elk geval de kosten wel had gedekt. Waarom staat dit nooit in blogs? Omdat het chagrijnig is en ondankbaar klinkt. Maar een gewaarschuwd mens telt voor twee.

Dan de ‘tour’ zelf. Kijk niet gek op als je gids je gewoon ergens dropt, zonder tekst of uitleg. Kijk niet gek op als het maar één locatie blijkt te zijn en kijk niet gek op als het vervoer toch weer nét iets anders blijkt te zijn. Een gids verdient in Gambia extreem goed, maar vaak zijn het veredelde taxichauffeurs.

Is zonder dan een goed idee? Soms, maar vaak ook niet.Ten eerste zijn gidsen welbespraakt en als ze niet veel weten over de locatie waar je bent, weten ze soms wel wat over politiek, de natuur, iets geks wat je hebt gezien op straat of het leven van een Gambiaan. Gidsen zijn gids geworden omdat ze sociaal zijn, warm volk dus. Ten tweede is die ‘veiligheid’ waar ik het over had ook een schild tegen al te veel mensen die je continu aanspreken. Het kan immers in Gambia gemakkelijk té sociaal worden. Je bent al met iemand, dus jij bent ‘bezet’. Fijn zo, kun je rustig van achter dat schild van de omgeving genieten. Ten derde kom je voor minder verrassingen te staan. Je kunt prima kaart lezen en komt er heus wel, maar hoe is de weg? Welke gids moet je hebben? En wat is de echte prijs?

Als je geen zin hebt in gedoe, neem een gids.

In de paar maanden dat ik in Gambia ben geweest heb ik dus wisselende ervaringen. De beste gids die je kunt vinden woont in Brikama, maar komt overal, brengt je overal en kent iedereen. Mamadi Jaiteh is de naam (te vinden via: www.mamaditours.com ), een vrolijke en zeer sociale gast met een visie op ontwikkeling, samenwerking met het Westen, toerisme en vooral op educatie.

2021-01-03-16.07.58-2478552276560881437_44612260009-768x768.jpg
Read More